Adenocarcinoom
De meest voorkomende vorm van kwaadaardige tumoren in de dikke darm (colon)
en endeldarm (rectum) zijn adenocarcinomen. Dit zijn tumoren uitgaande van
de binnenbekleding (slijmvlies). Wanneer de kwaadaardige tumor gelokaliseerd
is in de dikke darm dan wordt dit een coloncarcinoom genoemd. Wanneer de
kwaadaardige tumor zich in de endeldarm bevindt wordt dit een
rectumcarcinoom genoemd. Voorkomen Jaarlijks wordt bij ongeveer 8600 mensen de diagnose dikke
darmkanker gesteld. Deze ziekte komt ongeveer even vaak voor bij mannen als
bij vrouwen en kan op iedere leeftijd ontstaan, maar de meeste patiënten
zijn ouder dan 50 jaar. De meeste adenocarcinomen in de dikke darm en de
endeldarm maken geen deel uit van een erfelijk syndroom en zelden is er
sprake van een aanwijsbare oorzaak. Bij een klein deel van de patiënten met
een adenocarcinoom van de dikke darm of de endeldarm is er wel sprake van
een erfelijke oorzaak. De 2 belangrijkste syndromen zijn:
familiaire adenomateuze polyposis coli (FAP); Bij ongeveer 1% van de
patiënten met dikke darmkanker is er sprake van FAP. Bij patiënten met FAP
is er sprake van een genetische afwijking waardoor talloze poliepen in de
dikke darm ontstaan, welke voorlopers zijn van kwaadaardige tumoren. Bij
100% van de patiënten ontstaat dikke darmkanker. Patiënten bij wie FAP is
vastgesteld wordt dan ook geadviseerd preventief de dikke darm operatief te
laten verwijderen. Familieleden van patiënten met FAP dienen regelmatig
gescreend te worden door middel van een kijkonderzoek.
hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom (HNPCC); ook wel Lynch
syndroom); Bij ongeveer 5% van de patiënten met dikke darmkanker is deze
ontstaan in het kader van HNPCC. Bij patiënten bij wie HNPCC is vastgesteld
is er sprake van een genetische afwijking waardoor er een verhoogd risico op
kwaadaardige tumoren bestaat in de dikke darm en endeldarm en tevens in
andere organen, zoals de baarmoeder, de eierstokken en de maag. De
kwaadaardige tumoren in de darm worden veelal niet voorafgegaan door
poliepen, in tegenstelling tot het FAP-syndroom. Ook deze patiënten en hun
familieleden dienen regelmatig onderzocht te worden door middel van een
kijkonderzoek van de darmen.
Het merendeel van de tumoren (50-60%) bij patiënten met darmkanker ontstaat
in het laatste gedeelte van dikke darm (het sigmoid) of in de endeldarm. Een
duidelijke oorzaak voor het ontstaan van kanker in de dikke darm of
endeldarm is meestal niet aan te geven, maar bekend is dat wanneer bij
familieleden kanker in de dikke darm of endeldarm is vastgesteld, er een
verhoogd risico kan zijn op het ontstaan van kanker in de dikke darm of
endeldarm. Ook wanneer in het verleden bij de patiënt sprake is geweest van
darmkanker, is er een verhoogd risico op het opnieuw ontstaan van
darmkanker.
Klachten Chronische ontstekingsziekten van de darm, zoals de ziekte van Crohn of
colitis ulcerosa, verhogen het risico op het ontstaan van darmkanker.
Patiënten met darmkanker hebben meestal weinig specifieke klachten. Vaak is
er sprake van een verandering van het ontlastingspatroon (bijvoorbeeld
afwisselend verstopping en diarree) of zit er bloed en/of slijm bij de
ontlasting. Ook kan er sprake zijn van loze aandrang. Daarnaast kan een
patiënt zich presenteren met klachten passend bij bloedarmoede (zoals
vermoeidheid en duizeligheid), veroorzaakt door onopgemerkt bloedverlies in
de ontlasting.
Uitzaaiingen Wanneer het een grote tumor betreft kan er sprake zijn van ‘verstopping’ van
de darmen (ileus), wat onder andere leidt tot obstipatie en buikklachten.
Bij dikke darmkanker, wat een kwaadaardige tumor is, kunnen tumorcellen van
de oorspronkelijke tumor losraken. Deze tumorcellen kunnen dan via het bloed
en/of de lymfe door het lichaam worden verspreid en zo elders in het lichaam
terechtkomen, waar ze kunnen uitgroeien tot tumoren. Dit zijn uitzaaiingen
(metastasen). Bij dikke darmkanker kunnen tumorcellen met name in de lever
of in de longen terechtkomen en daar uitgroeien tot tumoren. |