home

 

vulvacarcinoom, schaamlipkanker

register

 

terug vormen
van kanker

 

ten

 

 

 

 

Inleiding
Het woord schaamlipkanker is niet voldoende om precies aan te geven waar het kanker gezwel zit. Vulvakanker is daarom een betere aanduiding van een kanker gezwel aan de uitwendige geslachtsorganen.

De vulva zijn de uitwendig zichtbare vrouwelijke geslachtsorganen en bestaat uit de volgende structuren:

  • de grote (dikke) schaamlippen aan de buitenzijde;

  • de samenvoeging van de grote schaamlippen tot venusheuvel aan de voorzijde;

  • de kleine (dunne) schaamlippen binnen de grote schaamlippen;

  • de kittelaar (clitoris) aan de voorzijde in het midden;

  • de afdekkende huid voor de clitoris (voorhuid);

  • de ingang van het plaskanaaltje (urethra), 2 cm onder de clitoris;

  • de (rafelige) rand van het maagdenvlies (hymen), de grens tussen vulva en schede (vagina);

  • de huid tussen de ingang naar de schede en de anus, perineum genoemd.

Wat verder naar achteren, niet behorend tot de uitwendige geslachtsorganen, ligt de uitgang van het darmkanaal (anus).
Op al deze genoemde plaatsen kan zich een kwaadaardige woekering (kanker) van de huid/slijmvlies ontwikkelen. Deze ziekte komt zeldzaam voor, ongeveer 250-300 keer per jaar in Nederland en dan vooral bij vrouwen van 70 jaar en ouder. Omdat het gezwel aan de buitenkant zit, is het redelijkerwijs vroeg te ontdekken, meestal op een moment dat er nog geen uitzaaiingen zijn. In een vroeg stadium is de kanker verder goed te behandelen en is de overleving ongeveer 90% na 5 jaar. In tegenstelling tot vroeger, toen er bij een operatie nog veel huidweefsel werd verwijderd was er sprake van een lang ziekbed door de trage genezing van de wond. Tegenwoordig wordt er bij de operatie meer 'op maat' gewerkt en wordt meer dan in het verleden rekening gehouden met de toekomstige kwaliteit van leven van de patiënt.
Bij vulvacarcinoom is er bij 70% sprake van een huid carcinoom, bij 20% van een moedervlek carcinoom (melanoom) en bij 10% van carcinoom van de kliertjes onder de huid. Evenals bij baarmoederhalskanker kennen we bij het vulvacarcinoom een 'voorstadium', wat wil zeggen dat de gevonden afwijking geen kanker is, maar het wel na vele jaren kan worden. Zo'n voorstadium wordt wel een VIN genoemd (vulvaire intra-epitheliale neoplasie). Er bestaan drie gradaties, VIN I, VIN II en VIN III, waarvan alleen VIN III kwaadaardig kan worden.
De oorzaak van een vulvacarcinoom is evenals bij baarmoederhalskanker een infectie met het HPV virus (humaan papilloma virus), voornamenlijk HPV 16 en 18, door huid-op-huid contact (meestal sexueel contact).

Klachten en symptomen schaamlipkanker
In het begin heeft een patiënt geen duidelijke klachten. Soms zien patiënten een klein wondje aan de vulva, ook is het mogelijk dat ze het voelen. Dat wondje kan jeuk veroorzaken en er kan sprake zijn van wat afscheiding.
Wanneer de afwijking groter wordt, is het gemakkelijker te zien en te voelen en hebben patiënten ook last van bloederige afscheiding. In een verder stadium is het zelfs mogelijk om de klier zwellingen in de lies te voelen. Pijn is in het algemeen een laat verschijnsel, wanneer het gezwel al ver is doorgegroeid.

Opsporing (diagnostiek)
Bij ieder wondje dat een vrouw ziet of voelt aan de vulva en dat niet is ontstaan door een bekende beschadiging en dat niet spontaan geneest, moet de huisarts geraadpleegd worden. In het begin is aan het wondje (de buitenkant) niet te zien of er een goed- of kwaadaardige afwijking is. Ook bloedverlies vanuit het wondje is verdacht. Verwijzing naar een gynaecoloog moet een volgende stap zijn om zekerheid te krijgen over de afwijking.
Een definitieve diagnose is pas bekend nadat er een stukje afwijkend weefsel is afgenomen (biopt) en opgestuurd en beoordeeld is middels microscopisch onderzoek in het pathlogisch laboratorium van het ziekenhuis. Het verslag van dat onderzoek is het belangrijkste wat er is. Dat zegt wat over de ernst van de kwaadaardigheid en hoe diep, uitgedrukt in millimeters, het al in de huid is doorgegroeid.

Het vervolgonderzoek bestaat uit:

  • nauwkeurige beschrijving van de plaats waar het gezwel precies zit, links of rechts of aan beide kanten of in de middellijn;

  • nauwkeurig meten in centimeters de grootte van het gezwel;

  • kijken of het niet doorgegroeid is in de schede of de anus;

  • nogeens kijken of er ook wat zit aan de andere kant;

  • voelen en kijken of de liesklieren niet vergroot zijn;

  • lichamelijk onderzoek en inwendig onderzoek;

  • routine bloedonderzoek;

  • röntgen onderzoek van de longen;

  • zo nodig bij een groot gezwel een scan van het bekken en evt. andere lichaamsdelen.

Soms is noodzakelijk om een patiënt onder narcose te onderzoek om te beter te kunnen zien of en hoe ver het is doorgegroeid richting schede en anus.